‘Bij de baard van Odin, Ivar je weet dat je dat niet kan doen!’
‘Als jullie het niet zo ver hadden laten komen, was dit nooit gebeurd!’ Ivar haalde diep adem. ‘Ik stop ermee.’
‘Nee, je mag dat niet doen! Je hebt een eed afgelegd weet je nog?’
‘Ja Balder, dat weet ik. Maar ik kies ervoor om te stoppen met de broederband.’ Ivar rukte de armband met de beer erop van zijn arm en gooide het naar Balder toe. ‘Fijne dag.’ En toen liet Ivar de broederband sprakeloos staan, terwijl hij boos weg liep.
Balder haalde een hand door zijn haar en blies al zijn adem uit.
‘Wat moeten we nu?’ vroeg Einar. ‘We hebben geen stuurman meer.’
‘Ja, nou jij wordt stuurman,’ zei Balder. ‘En jullie schuiven allemaal een positie op.’
Een dag later, moesten de overgebleven zes broederband leden bij Erak komen.
‘Jongens het is tijd voor jullie nieuwe missie.’ begon Erak vrolijk, maar dat veranderde snel toen hij om zich heen keek en zag dat er iemand miste. ‘Waar is Ivar?’ vroeg de Oberjarl.
‘Die is ermee gestopt.’ antwoordde Balder bitter.
‘O. Nou in ieder geval, Jullie moeten achter een verloren schip aan die goederen verscheepte. Ze waren het laatst gezien in Raguza.’
‘Oké, dan weten waar we moeten zoeken!’ zei Balder.
‘Succes.’ zei Erak. En hij liet ze uit de zaal zodat ze het schip klaar konden maken.
Toen ze bij de steiger kwamen waar de Beer rustig mee lag te dobberen met de golven van de zee, begonnen ze met het klaarmaken van het wolvenschip. De Reiger, het schip van Hal met de driehoekige zeilen lag ernaast rustig mee te bewegen op de golven. Ze hadden maar twee uur nodig om uit Hallasholm te vertrekken en toen ze op zee waren blies de wind zachtjes in de zeilen van hun schip, zodat ze snel vooruit gingen.
Een week later kwamen ze aan bij Raguza. Het land waar het schip voor het laatst gezien was. Waarschijnlijk was het ten onder gegaan toen een piraten schip het goederenschip probeerde te plunderen. Maar ze moesten het uitzoeken, dus dat gingen ze doen. Blader stelde voor dat ze zouden beginnen bij de haven. De broederband splitste zich op en gingen op onderzoek uit. Balder, Alvise en Einar gingen naar de havenwacht en Alf, Bard en Dustin gingen de herbergen af.
‘Kunt u mij misschien vertellen of er laatst een goederenschip is gezien hier in de haven?’ vroeg Balder aan de hoofdwacht.
‘Ja, zo’n groot Wolvenschip?’ Balder knikte van ja en de ,man ging verder met praten. ‘Drie dagen geleden hadden ze zich afgemeld hier in de haven. Ze zeiden dat ze onderweg waren naar Bayrath om daar weer een proviand in te slaan en daarna naar Hallasholm, om de goederen af te leveren.’
‘Oké dankuwel.” zei Balder en gaf de man een zilveren munt om zijn mond dicht te houden en vervolgens gingen ze weg om naar de Beer te gaan, zodat ze de rest weer konden zien.
‘En hebben jullie informatie?’ vroeg Balder een uur later, toen iedereen weer terug was.
‘Ja, het was een wolvenschip met een bemanning van twintig leden en ze hadden goed zaken kunnen doen met de barman. Maar dat is het enige dat wij er uit hebben kunnen krijgen.’
‘Ja, wij hebben ook niet meer dan de bestemming en de tussenstop kunnen krijgen.’ zei Alvise.
‘Maar waarom zouden ze hier naartoe gaan. Het krioelt hier van de piraten en eerlijk gezegd is het geen wonder dat ze van de kaart zijn verdwenen.’ zei Einar. Balder knikte, maar bleef stil. Op dit soort momenten kon hij Ivar heel goed gebruiken, aangezien hij altijd goed was in knopen doorhakken.
‘Wat gaan we doen jongens?’ vroeg Dustin.
‘Het schip achtervolgen? We zitten immers maar drie dagen van hun vandaan, dus als we een beetje geluk hebben kunnen we een halve dag inhalen.’ suggereerde Balder. Zijn ongelooflijke gevoel voor richting en tijd kwam nu wel van pas. ‘Haal nog wat proviand en hijs de zeilen dan maar.’ zei Balder als Skirl van de Beer. En een paar uur later waren ze weer onderweg.
Het weer hielp ontzettend mee onderweg en daardoor hadden ze nog maar een achterstand van twee dagen. Ze konden aanmeren aan de steiger van Bayrath nadat ze een flink bedrag aan huur moesten betalen, maar het was het waard, want ze zagen daar een ander Wolvenschip aangemeerd liggen en gingen meteen opzoek naar de bemanning. Ze splitsten zich weer op en Balder ging met Alf en Dustin naar het dichtstbijzijnde herberg. Daar kwamen ze al snel een bemanning van twintig man tegen. Balder bekeek de bemanning goed en zag een bekend gezicht ertussen zitten. Een gezicht waar hij zo boos op was geweest.
‘Ik had nooit gedacht jou hier tegen te komen!’ zei Balder boos tegen Ivar. Hij hoorde dus nu bij de bemanning van het Wolvenschip.
‘Balder! Ontmoet mijn nieuwe collega’s!’ zei Ivar opgewekt. De rest van de bemanning draaide zich om en het aanzicht van de mannen beval Balder niet. Het waren piraten. Ivar was een piraat. ‘Grijp ze.’ beval Ivar en voordat Balder, Alf of Dustin hun wapens hadden kunnen pakken, werden ze al zo stevig vastgehouden, dat ze nergens heen konden. ‘Neem ze mee naar het schip.’ beval Ivar.
‘Ivar kom op, wanneer is dit gebeurd.’ vroeg Balder wanhopig.
‘Sinds ik weg ben van jullie. Ik heb de eed gebroken omdat ik al een tijdje bij deze bemanning hoorde. En toen ik hoorde dat er een ander Wolvenschip had aangelegd, moest ik mijn kans wel grijpen om jullie gevangen te nemen.’ een kleine pauze. ‘Nou jullie kunnen kiezen. Beantwoord mijn vraag en dan gun ik jullie een zachte dood, of ik martel het antwoord eruit tot jullie dood neervallen.’
‘Wat wil je van ons.’ smeekte Balder met zijn handen vastgebonden op zijn rug, terwijl hij op zijn knieën op het dek zat.
‘Je weet best wat ik van je wil Leif Eriksson.’