Luidkeels gillende rende de tweeling de woonkamer in.
‘Alwin! Bas! Niet met die vieze voeten over de vloer!’
‘Sorry mam,’ antwoordden de jochies braaf, terwijl ze netjes hun schoenen uittrokken. De moeder van de twee jongens kwam de keuken uit gelopen met in haar handen een mand tot de rand gevuld met eieren. De jongens schoven enthousiast aan tafel.
‘Paaseitjes!’ riepen ze in koor. Hun moeder glimlachte.
‘Ik kwam toevallig de paashaas tegen en hij gaf me deze mand met eieren. Hij had alleen geen tijd om ze nog te beschilderen, dus willen jullie dat nog even doen?’

De jongens kropen enthousiast aan tafel en hun moeder zette de mand met eieren en wat verf op tafel. IJverig gingen ze aan de slag om eieren om te toveren tot echte paaseitjes.
‘Mama? Waar komen paaseitjes eigenlijk vandaan?’ vroeg Alwin na een tijdje.
‘Van de paashaas natuurlijk!’ reageerde zijn broer meteen.
‘Maar niemand heeft ooit de paashaas gezien.’ Hun moeder glimlachte.
‘Zal ik jullie het verhaal vertellen over de paashaas en zijn paaseieren?’

‘Heren!’
De gesprekken rond de tafel op het grote grasveld verstompten langzaam. Langzaam draaiden alle hoofden naar de man in de groene mantel aan het einde van de tafel.
‘Heren, welkom en goed dat jullie dit jaar weer bij de Bijeenkomst zijn,’ begon Crowley zijn verhaal.
‘Zoals jullie weten is het over een paar dagen weer Pasen en dat moet uiteraard gevierd worden. Koning Duncan heeft geregeld dat elk leen voldoende eieren tot zijn beschikking heeft om die te verdelen onder te kinderen. Het is nu aan ons de taak om die eieren te verven en rond te brengen voordat Pasen over drie dagen voorbij is.’

De korpscommandant van de Grijze Jagers keek alle mannen één voor één aan. Het was een traditie in Araluen om Pasen te vieren. Mensen kwamen gezellig bijeen om de lente te vieren en voor de kinderen werden meerdere spelletjes georganiseerd, waaronder het zoeken naar verstopte eieren. Wie de paashaas precies was en waar hij vandaan kwam, wist eigenlijk niemand. En al helemaal niemand wist waarom hij eieren verstopte. Maar dat deed er niet toe, want elk jaar lagen er weer voldoende gekleurde eitjes verstopt voor de kinderen om te zoeken.

De volwassenen wisten uiteraard dat de paashaas niet bestond, maar ze wisten niet wie de eitjes verstopten. Hoewel velen wel een vermoeden hadden wie het zou kunnen zijn. De geheimzinnige Grijze Jagers waren, in hun vreemde groengrijs gevlekte mantels, meesters in het ongezien voortbewegen en elk jaar waren ook zij degenen die alle eieren voor de kinderen schilderden en verstopten.
‘Mij lijkt dat de Jagers uit de verste lenen, zoals Noordam en Karwij, na deze Bijeenkomst meteen kunnen vertrekken terug naar huis, zodat zij op tijd zijn om alle voorbereidingen te maken. Maar niet uiteraard voordat wij onze paashaas van het jaar hebben gekozen.

Een sluwe glimlach gleed over Crowley’s gezicht. Er was nog een traditie onder de Grijze Jagers en dat was dat ze elk jaar één van de Jagers verkozen tot paashaas. Veel had de paashaas niet te doen, anders dan voor het eten zorgen tijdens de Bijeenkomst.

Crowley haalde een paar vilten konijnenoren vanonder zijn mantel vandaan.
‘Halt. Jij bent vandaag onze paashaas.’
Nog voor de man kon protesteren, zette hij de vilten oren op diens hoofd. Halt keek zijn beste vriend vuil aan en de tafel vulde zich met gegrinnik.
‘Wat zie je er leuk uit!’ kirde Gilan van de andere kant van de tafel en het gegrinnik klonk net iets harder.
Halt mompelde iets wat klonk als “ik krijg jullie nog wel”.
‘Wat zei je?’ vroeg Crowley poeslief, omdat hij Halt prima had verstaan.
Halt zuchtte, stond op en verkondigde: ‘Laten we maar iets gaan doen, voordat ik dadelijk een heel konijnenpak aan moet trekken en Pasen echt geruïneerd is.’
‘Dat klinkt als een heel goed plan.’

Pasen bij de Grijze Jagers – Britt